Stinkzwammen spreken sterk tot de verbeelding. Ten eerste door de geur, ten tweede door de vorm van een aantal soorten. Dat laatste heeft geleid tot de tot de verbeelding sprekende wetenschappelijke namen: Phallus impudicus en Mutinus caninus. Ruw vertaald: onbeschaamde erectie en hondenlulletje! De oude wetenschappers hadden een rijke fantasie. Of niet? Ook hebben alle stinkzwammen met elkaar gemeen dat ze uit een rolrond soort van bol komen, waarin ze tot ontwikkeling zijn gekomen, het duivelsei. Het uitgroeien van het vruchtlichamen gaat zo snel dat je er als het ware naar kan kijken. Vooral bij wat warmer weer!

De grote stinkzwam, Phallus impudicus, is de bekendste en meest algemene. Hij komt overal in Nederland voor en kan gezien worden (en vooral geroken!) van half mei tot aan het begin van de winter. Hij wordt beschouwd als een saprotrofe soort die van strooisel leeft, hoewel er toch een vermoeden is dat hij mycorrhiza vormt met allerlei soorten loofbomen. Zoals eerder gezegd, hij is in het hele land algemeen, op zandgronden. In de polders op veen of klei zal je hem zelden tegenkomen. De soort is eetbaar, met name de duivelseieren, maar erg populair is hij begrijpelijk niet. Hoewel je bij consumptie weinig last van de geur schijnt te hebben. Veel mensen, vooral in Zuid-Europa, geloven, dankzij de vorm, dat hij potentie verhogend is.

Als je een duivelsei doorsnijdt zie je de zwam in ontwikkeling duidelijk zitten. Aan de buitenzijde van het ei zit een dunne witte laag, vervolgens een gelatineuze laag, dan het kiemvlies als een groene dikke zachte zoetgeurende laag waarin de sporen worden gevormd en tenslotte de steel die zich enkel hoeft te strekken. De steel is hol en heel erg bros, een stinkzwam valt snel om. Als de steel gestrekt is, stinkt hij een uur in de wind naar rottend vlees. Op de geur van het slijm komen vliegen, aaskevers en naaktslakken af die het slijm eten en zodoende via hun uitwerpselen de sporen verspreiden. De slijmlaag van het duivelsei is iets heel aparts. Ik heb 25 jaar geleden paddenstoelen verzameld voor Naturalis en gevriesdroogd, een duivelsei van de grote stinkzwam was na een maand in de vriezer nog niet bevroren! De geleilaag bleef gelei. Het artikel dat ik er over geschreven heb, mijn kortste artikel ooit, sloeg in als een bom! De structuur van het slijm is geloof ik nog niet opgehelderd. Hoewel er erg veel belangstelling voor was, voor thermische kleding. Iemand van het Rijksherbarium zei me tot de NASA aan toe.

Je kan met duivelseieren veel grapjes uithalen. Het ergste wat ik ooit uitgehaald heb is een duivelsei achter het hoofdkussen leggen van een collega excursieleider in Zuid-Limburg, die uiteraard wel in een andere kamer sliep dan ik. Je kan je zijn reactie wel voorstellen toen hij ’s ochtends wakker werd met een stinkende stinkzwam naast zijn hoofd! En ook een Franse cartoontekenaar die tevens mycoloog is, wist er wel raad mee (Cartoon).

In de duinen komt in de zeereep een geheel eigen soort voor, hoewel die sterk lijkt op de gewone stinkzwam, de duinstinkzwam, Phallus hadriani. Hij verschilt van de gewone stinkzwam door de roze gloed van het duivelsei, de lossere raatvormige structuur van de hoed en de geringe zoetige reuk. Vroeger heette die dan ook wel ‘reukloze stinkzwam’. Een merkwaardige contradictie. Hoewel ook deze soort genoemd wordt als een saprotrofe soort, is het opmerkelijk dat de soort vrijwel uitsluitend gevonden wordt bij helmgras. De wetenschappelijke naam is een weinig flatteus eerbetoon aan de Haarlemse onderzoeker Hadrianus Junius uit de zestiende eeuw.
Dit waren de grote stinkzwammen. Er zijn drie soorten kleine stinkzwammen: Mutinus caninus, de kleine stinkzwam, de roze stinkzwam Mutinus ravenelii en de zeer zeldzame spitse stinkzwam Mutinus elegans. Alle drie leven van strooisel en zijn dus echte saprotrofe soorten. De kleine stinkzwam heeft een oranje steel en een knaloranje hoedje onder de zwarte sporenlaag. Ik was een keer een macrofoto van een kleine stinkzwam te maken en zat er met mijn neus letterlijk bovenop. Ik dacht dat ik met mijn knieën in kattenpoep zat en keek nauwgezet of mijn kleren nog schoon waren. Met een naar kattenpoep ruikende broek aan kan je moeilijk naar de kroeg gaan. Waar ik naar toe op weg was! De geur was echter afkomstig van de kleine stinkzwam. De geur van kattenpoep ken ik overigens maar al te goed, ik ben mijn hele leven, sinds ik op mezelf woon althans, omringd door katten. Als kind mochten we van mijn ouders geen katten of honden. Met name mijn vader was niet dol op katten. Als hij bij me op bezoek was, zaten mijn katten dus altijd bij hem.

De roze stinkzwam is een slag groter en zoals de naam al zegt voornamelijk roze van kleur. Hij heeft een opvallende maar relatief zwakke aasgeur. De soort is heel algemeen, zij het minder dan de kleine. En is ook niet al te lang echt onderscheiden van de kleine, zodat het lijkt alsof het een nieuwkomer is. De spitse stinkzwam hoeft wat naam betreft geen nadere uitleg. Hij heeft een oranje steel en een diep oranje sterk langgerekt hoedje dat naadloos in de steel over gaat, goed te zien als de sporenlaag er door vliegen vanaf is gegeten. Dit is wel een nieuwkomer, waarvan vermoed wordt dat hij afkomstig is uit Noord-Amerika. Het is een zogenaamde neofiet. Geen invasieve soort, want hij is niet plotseling heel algemeen en plaagvormig geworden. Nog niet althans. Ik heb hem helaas nog nooit gevonden, maar als je het verspreidingskaartje ziet dan blijkt dat hij waar ik woon, het westen van het land, pas één keer gevonden is.

De twee mooiste soorten zijn de traliestinkzwam Clathrus ruber en de inktviszwam, Clathrus archeri (=Anthurus archeri). De traliestinkzwam is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Europa en komt wijd verspreid door het land voor. Uit het duivelsei komt een tralievormig netwerk van hoekige grote rode honingraten die een opvallende doordringende geur verspreiden. De geur is wel minder dan die van de grote stinkzwam. Zijn opmars is opvallend en vermoedelijk helpt de klimaatverandering een handje. Maar het is wel opvallend dat hij tot nu toe bijna uitsluitend gevonden in de nabijheid van bamboe. Een saillant detail: alle die bamboe is afkomstig van een en dezelfde kwekerij in Italië. Het is vrijwel zeker een Mycorrhizavormer. Twee van de eerste vondsten betreffen diergaarde Blijdorp in Rotterdam en vogelpark Avifauna in Alphen aan den Rijn. Voor de vondst in Avifauna werd ik ingeseind door de perschef van het vogelpark die ik toevallig kende en ervoor zorgde dat ik met een groep enthousiaste fotografen gratis het park in mocht. De soort staat hier nu sinds jaar en dag. Een paar dagen na publicatie van mijn vondst kwam er een telefoontje van de perschef van Avifauna: ”Hans kan je nog meer van dat soort vondsten doen en aan de pers meedelen? Een dag na je publicatie kwam er al een bus met fotografen van de Antwerpse Mycologische Kring. Mond op mondreclame lag hieraan ten grondslag”. En die moesten wel een kaartje kopen natuurlijk! Heel grappig is dat de eerste geregistreerde vondst in Nederland gedaan is door Linnaeus in wat nu Halfweg heet, toen hij wandelde van Haarlem naar Amsterdam. Linnaeus heeft zijn vondst goed gedocumenteerd. Mijn eerste vondst is uit het voormalig Joegoslavië (ik denk Kroatië) op een militair terrein, waar ik er een foto van gemaakt heb. Na eerst me er van vergewist te hebben dat er geen militairen in de buurt waren… Oei, als ik een schuddende hand zou kunnen plaatsen in Word, zou ik dat hier gedaan hebben, er waren toen al spanningen te merken in het land!

Ook de inktviszwam is een neofiet, maar van oudere datum. Maar ook deze soort heeft een bijzondere geschiedenis. De soort is inheems in Australië en Nieuw-Zeeland. Hoe hij hier gekomen is ook bekend. Hij is in de eerste wereldoorlog meegekomen met Britse onderdanen uit die landen die hier moesten vechten. De eerste vondst in Europa dateert uit 1918 aan het oostfront in Frankrijk. Voor de Australische en Nieuw Zeelandse militairen was de eerste wereldoorlog overigens een hel. Luister maar eens naar Eric Bogle: The band played Waltzing Mathilda of Tom Trauberts Blues van Tom Waits (of Rod Stewart). In Nederland dook de inktviszwam voor het eerst op in Drenthe, in 1973. Die vondst heeft uitgebreid de pers gehaald en het vruchtlichaam heeft na gedroogd te zijn nog een tijd in een vitrine gelegen in de kantine van het Rijksherbarium in Leiden, met een bordje erbij: ‘het televisiepaddestoeltje’. Ook opvallend was de vondst van de inktviszwam bij Amsterdam, waar veel Sinti wildkampeerden, op de plekken waar ze hun behoefte deden. De Sinti kwamen uit heel Europa voor de begrafenis van Koko Petalo, de ongekroonde zigeunerkoning in West-Europa. Thans is de soort algemeen in heel het land, vooral op houtsnippers. Een bekende vindplaats bij Leiden is de openhaardhout fabriek in het Koninklijk Landgoed de Horsten. Jaarlijks een bezoekje waard, zodra ze er verschijnen wordt dat op facebook gemeld. Uiteraard begint de inktviszwam in een duivelsei, het kenmerk dat alle soorten gemeen hebben. Uit het duivelsei komen zes of meer knalrode armen met zwarte klodders sporenmassa, die als de hel stinken naar hondenpoep!

Tot zover de stinkzwammen. Er is een zeldzame variant van de grote stinkzwam waar onder de honingraat vormige hoed een klein netvormig rokje te zien is, Phallus impudicus var. togatus. Vaak aangeduid als gesluierde dame, maar die naam is voorbehouden aan een tropische soort. Ik meen wel één keer in Nederland aangetroffen, op Texel. De ander is de sterkopstinkzwam Lysurus cruciatus, lang geleden een paar keer in Nederland, in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw adventief waargenomen, o.a. op kippenmest, maar hij heeft niet standgehouden