Zo ik iets ben, ben ik een Hagenaar – Louis Couperus.

Wat is een Hagenaar? Ik vond op Internet de definitie hiervan: Een Hagenaar is een nep-Hagenees. Dit is een waarheid als een koe! Maar net als Couperus: Zo ik iets ben, ben ik een Hagenaar”. Ik heb al in meer columns vertelt dat ik mijn jeugd doorbracht in Den Haag, zo goed als op Scheveningen. Zeg nooit: ‘IN Scheveningen, dat is ‘vloeken in de kerk’ en je valt er mee als een nep-Hagenaar èn nep-Hagenees’ door de mand. Je komt dan duidelijk niet uit het trotse Den Haag! En denk er ook aan: Een Hagenaar en een Hagenees zijn trots op hun dorp.

Dorp? Jazeker, Den Haag heeft nooit stadsrechten gehad. Van af de dertiende eeuw is Den Haag het bestuurlijk centrum van de noordelijke Nederlanden, zeg maar Holland, hoewel dat ook niet geheel juist is. En tevens de woonplaats van de bestuurders, in het begin de Graven van Holland, woonachtig op het Binnenhof met de ridderzaal. Met stadsrechten zou Den Haag te machtig worden. Om de schijn hoog op te houden, besloot men Den Haag geen stadsrechten te geven. Vooral Amsterdam was bang voor een machtig Den Haag. Nog steeds is Den Haag het regeringscentrum. Ieder jaar wordt er de op de derde dinsdag van September de troonrede uitgesproken. Gewoonlijk in de Ridderzaal op het Binnenhof. Nu er een langdurige renovatie van het Binnenhof bezig is en de Ridderzaal hier tijdelijk niet voor gebruikt wordt heeft Prinsjesdag voor mij als Hagenaar veel van zijn glans verloren.

In stadswapen van Den Haag staat een ooievaar met een paling in zijn snavel. De ooievaar is symbolisch voor de Hagenaar: ‘Hoog op de poten, kaal in de veren en een grote bek’. Mijn vader mocht dat graag citeren. De kleuren van het stadswapen zijn groen en geel. Veel sportclubs, zoals het roemruchte ADO Den Haag, hebben groengele tenues. De gymkleren van mijn middelbare school, het St. Aloysius college, bestonden uit een groen broekje en een geel shirt. Veel mensen denken dat de kleuren staan voor het zand (geel) en het veen (groen). Dat is een apocrief verhaal, door de nep Hagenees Sjaak Bral nieuw leven ingeblazen.

Wat wel waar is: Hagenaars wonen op het zand, Hagenezen op het veen. De grens tussen het zand en het veen is haarscherp, daar zijn vele verhalen over geschreven en is er ook door TV West een video over gemaakt:

De voice-over in het filmpje is van Sjaak Bral. Deze grens is de lange Laan van Meerdervoort. Met zijn 5,8 km de langste straat van Europa, beginnend bij de Javastraat en de Scheveningse Weg en eindigend in Kijkduin bij de Ockenburgstraat. In een bocht van de Laan van Meerdervoort en de Ockenburgstraat staat een heel lang aaneengesloten appartementencomplex, gebouwd begin jaren ’60. Dit lange gebouw kreeg al heel snel de bijnaam ‘de Chinese Muur’, een naam die het nog steeds draagt.

Chinese muur Den Haag
De Chinese muur. Foto: Flicker.com

De lange laan is geen toeval. Er lag al een zandweg direct tussen de duinen en het veen, die in 1904 zijn definitieve vorm als de Laan van Meerdervoort kreeg. Zoals gezegd woonden de Hagenezen op het veen. Zij spreken het onvervalste plat Haags zoals we dat kennen van Koot en Bie. Op het zand spreekt men ABN, zoals Paul van Vliet dat zo netjes kon. Sjaak Bral spreekt ook graag plat Haags, zoals in Broodje Bral op zaterdag om 12 uur op Radio West, een van mijn favoriete radioprogramma’s. Het mooiste Haags in natuurlijk van Haagse Harry. De strips van Haagse Harry zijn in fonetisch Haags, Harry draagt op ieder T-shirt een andere Haagse tekst. De tekenaar, Marnix Rueb kreeg vlak zijn overlijden (aan longkanker, hij was op zijn zachts gezegd een kettingroker)  de stripschapsprijs. Zijn erfgenamen hebben die gebruikt voor een standbeeld, aan het eind van de Grote Marktstraat. Ik moet het nog altijd eens gaan bekijken.

Foto: Facebook.

Mijn middelbare school was, zoals eerder vermeld het St. Aloysiuscollege, een katholieke school voor de gegoede burgerij, geleid door Paters Jezuïeten. Ik weet nog toen een schoolgenoot van me een keer plat Haags praatte er een pater, die toevallig in de buurt stond kwam aanrennen al roepend: “Ho ho, zo praten wij niet op deze school”. Ik noemde Sjaak Bral spottend een Nep Hagenees. Hij heeft regelmatig verhalen over zijn middelbare school, datzelfde St. Aloysiuscollege. Ergo, zijn platte Haags is aangeleerd. Maar hij beheert wel de winkel van Marnix Rueb, samen met zijn broer. Ik heb er mijn mondkapje gekocht tijdens de Covid epidemie

De keurige Hagenaar heeft de gewoonte om de uitspraak van Frans lijkende woorden te verfransen. Zo kent Leiden de Buys Ballotstraat, oprichter van het KNMI. Den Haag ook, maar zoek je die, vraag een Hagenaar dan niet naar de Buys Ballotstraat, hij zal je aankijken alsof hij water ziet branden. Vraag je daarentegen naar de Bwie Balloostraat, dan knikt ie begrijpend. Net zoals met het Vredespaleis, dat ligt aan het Carnesjieplein. Het paleis is grotendeels geschonken door een schatrijke Amerikaan, Carnèkkie geheten. Geen Hagenaar die die uitspraak weet, ik ook niet toen ik er woonde. Die gebakken lucht houding van Hagenaars heeft ook zijn naam gegeven aan een beroemd toetje. Het mengsel van suiker, geklopt eiwit en bessensap heet Haagsche Bluf. Ik at het als kind wel eens, maar ik vond het niet bijzonder.

Het is weer een lang verhaal geworden. Volgende week nog een deel van mijn Haagse triptiek. Misschien worden het wel vier verhalen! De volgende gaat in ieder geval over de uitspraak van het Haags. En over Koot en Bie en Paul van Vliet.