Kruipklokjestoom
Dit jaar is het de tiende keer dat Floron het tellen van winterbloeiers organiseert, tussen eerste kerstdag en 3 januari. Floron is een landelijke organisatie die planten- en vegetatieonderzoek in Nederland organiseert en coördineert.

Voor mij gaat het winterbloeiers tellen dit jaar, net als vorig jaar, helaas de mist in omdat de gemeente Leiden vlak voor kerstmis de straten nog liet dood stomen, zodat er in mijn straat, de Rijndijkstraat in Leiden, niets aan bloeiende planten te vinden is. Ik heb ooit meegedaan aan de oproep van de Hortus Botanicus om met stoepkrijt de namen van de stoepplantjes bij de planten te schrijven. De firma die het doodstomen in opdracht van de gemeente uitvoert, bij monde van de wethouder Klimaat, Mobiliteit en Financiën, schroomde niet om de namen samen met de plantjes met behulp van onder hoge druk staande stoom weg te spuiten. En passant de kokende stoom ook mijn gang in te spuiten, daarbij zich op particuliere grond begevend. Stel dat mijn kat op dat moment achter de deur gezeten had, iets wat hij graag doet! Vorig jaar zag ik de uitvoerende firma voor me uit gaan, dus ik wist dat het op dat moment al tevergeefs was. Ik heb geprobeerd de stoomspuiter er op aan te spreken. Maar hij sprak geen Nederlands en ik geen Turks, Roemeens of Bulgaars!

Winterbloeiers zijn te verdelen in drie categorieën, die door het natte weer met de relatief hoge temperaturen alle drie ruimschoots aanwezig zullen zijn dit jaar: de planten die het hele jaar door bloeien zoals kruipklokje, muurleeuwenbek en madeliefje, de laatbloeiers zoals stokroos en vroegbloeiers zoals boerenkrokussen, winteraconieten en winterjasmijn. Het gaat bij Floron bij het tellen om wilde planten, hoewel het onderscheid met tuinplanten vaak moeilijk te maken is. Daar komt nog bij dat het nog maar de vraag is wat een ‘wilde plant’ is. Heel veel ‘wilde planten’ zijn oorspronkelijk uitheems! Iemand die teunisbloemen in de tuin heeft, zal stomverbaasd zijn te horen dat dat Noord-Amerikaanse planten zijn die in de 17 eeuw hier zijn ingevoerd en vervolgens ingeburgerd. Net zoals de stokrozen uit Turkije en Palestina die voor liefhebbers van stoepplantjes onlosmakelijk verbonden zijn met de stad Leiden! En muurleeuwenbekjes uit Zuid-Europa die onze stenen muren voor rotsformaties aanzien. Als het cement maar zacht genoeg is.

Als ik mijn natuurdagboeken doorlees dan zijn de winterbloeiers er in 1967 ook al, niks reactie op klimaatverandering. In 1967, op 1 januari, ben ik mijn natuurdagboeken begonnen. Bewust op 1 januari, ik had het schrift, beter gezegd ringband, in november al aangeschaft. Ik heb me toen ook voorgenomen dit vol te houden. ‘Dagboeken’ dekt de lading niet helemaal. Ik schrijf er niet iedere dag iets in, zoals Katrien Duck. Alleen als ik iets zie of vind dat de moeite waard is om te onthouden. En uiteraard al mijn excursieverslagen. Ik heb er nog steeds ruimschoots plezier van, ik heb mijn dagboeken bijvoorbeeld heel veel gebruikt voor mijn boek ‘Vliegenzwammen op het Rapenburg’.

Probleem bij het tellen wat wilde inheemse soorten betreft, zijn de sneeuwklokjes. Het sneeuwklokje uit het liedje ‘Als in Holland de sneeuwklokjes bloeien, komt de lente’ is Galanthus nivalis. Maar de laatste twee decennia hoor je steeds meer berichten over bloeiende sneeuwklokjes vanaf eind oktober, met het bijbehorende doemdenken over klimaatverandering. Die soort betreft echter een exoot, Galanthus elwesii en deze hoort in deze tijd te bloeien. Het verschil tussen beide soorten zit hem in de bladeren, die bij nivalis smal en dof zijn en bij elwesii breed en glanzend. Verder zijn er nog veel meer soorten herfstbloeiende sneeuwklokjes, maar om die te zien moet je naar de Hortus. En er zijn diverse herfstbloeiende krokussen. Ook die zijn in de Leidse Hortus te bewonderen!

Tweede kerstdag wilde ik op plantenjacht gaan in mijn straatje, dat lukt me nog wel met de rollator, maar na een korte op en neer wandeling kwam ik erachter dat de straat onlangs weer schoongeborsteld of -gespoten is, alleen kiemplantjes te vinden! Dus nu maar putten uit mijn lijsten van voorgaande jaren. Gewoonlijk staat de straat onder andere vol met bloeiende kruipklokjes, maar daar zullen we echt nog wel een half jaar op moeten wachten. Geeft niet. Ik heb genoeg waarnemingen van de vorige jaren voor een verhaal. Ik kan ze alleen niet naar Floron sturen, maar dat heb ik destijds al gedaan.

Traditionele winterbloeiers in mijn straat zijn behalve de kruipklokjes de Canadese fijnstraal, muurfijnstraal, vogelmuur, muurleeuwenbek, stinkende gouwe, paarse dovenetel, en nog zo veel meer. Sommige vind ik zelfs achter de spaken van mijn fiets die ik niet meer gebruik. Andere proberen hoe dan ook te overleven na het spuiten, zoals de muurfijnstraal. Het is een triest gezicht om deze dood gestoomde muurfijnstraal te zien bij mijn voordeur. Hij stond niemand in de weg, gaf geen overlast en groeide op mijn erf! Waar de gemeente sowieso niet mag komen met alles wat ze gebruiken, zoals stoom, draadmaaiers en round-up. Maar ga eens aan ingehuurde buitenlandse krachten eens uitleggen dat je niet over de grenslijn van privégrond mag komen. Een van de zaken die me bevreemd bij het verwijderen van ongewenst groen is dat er mensen in de straat zijn die de stoepplantjes zelf als ‘onkruid’ verwijderen, maar vuurwerkrestanten laten liggen zodat je die tot ver in de zomer ziet liggen. Een paar jaar geleden was er een moeder met een dochtertje vuurwerkrestanten aan het aanvegen. Op een gegeven moment, toen ik er toevallig langsfietste, riep de moeder naar het meisje: “Nee, dat niet, dat is niet van ons!”. Ik stond met mijn oren te klapperen!

Genoeg gemopperd. Er is in de winter nog veel meer te zien aan natuurverschijnselen op straat. Over vogels heb ik al eerder een column geschreven. Maar andere dieren volop, zoals insecten. Op een mooie warme zonnige dag in de winter kan je de eerste honingbijen actief zien worden. De Hortus heeft een mooie demonstratie-bijenstal, die zo staat dat die overdag genoeg zonnewarmte vangt. Het is een genot om dan bij de uitvliegopening te staan, om de actieve, maar nog trage werksters te zien. En in mijn tuin zie ik vaak wintervlinders, de kleine en de grote wintervlinder, en winterjuffers (libellen).

Ook bij een beetje zonneschijn zijn de eerste muggen actief. Nee, maakt u zich geen zorgen, dit zijn niet stekende muggen. Als je ziet begrijp je de Nederlandse namen: dansmuggen of wintermuggen. Dat kan een enorm spectaculair gezicht geven in de zon, zoals deze dansmuggen begin oktober bij het Rapenburg in Leiden!

U ziet: er is geen sprake van winterrust in de natuur, in tegendeel. Als je er oog voor hebt zal je heel veel interessante waarnemingen kunnen doen! Ga naar buiten en kijk om je heen! Niet alleen kijken. Voor je andere zintuigen is er ook genoeg te beleven. Loop in de Hortus op een zonnige dag en je neus wordt overprikkeld met een mierzoete geur. Dat blijkt een struik te zijn met de meer dan toepasselijke naam: ‘winterzoet’. Een van de eerste heesters die in bloei komt.
