Dit is de tijd van vliegen in de keuken. Groene vleesvliegen die eieren leggen op de restanten kattenvoer en fruitvliegjes op de lege bierblikjes in de vuilnisbak. Gelukkig worden de restanten voer van mijn zwartwitte kater nu opgegeten door twee eksters, stadsduiven en een grote schrokop van een zilvermeeuw. Maar de fruitvliegjes zitten er nu met duizenden. U denkt misschien ‘wat doet een artikel over vliegjes op een culinaire site?’. Het gaat nu niet eens over eten, maar op diertjes die op zoete etensrestanten afkomen. In tegenstellig tot de groene vleesvliegen brengen de fruitvliegjes overigens geen enge ziekten over, maar ze zijn wel verantwoordelijk voor schimmel en bacteriën op fruit. Het fruitvliegje, Drosophila melanogaster is een heel interessante soort. Het is een kleine soort vlieg. Het vrouwtje is eenkleurig geel, het mannetje heeft een zwarte vlek op het achterlijf, daar komt de naam melanogaster vandaan. Het dier heeft hele grote chromosomen, zogenaamde reuzenchromosomen (de dragers van de erfelijke eigenschappen) en daardoor bij uitstek geschikt voor genetisch onderzoek. En voor genetica practica aan biologie studenten. Veel van wat we weten over de moleculaire processen van de ontwikkeling van organismen is ontdekt bij enkele modelorganismen zoals de fruitvlieg. Ze zijn bijzonder gemakkelijk te kweken, op pulp van bananen. Zodoende heten ze ook wel bananenvliegjes. Ook in cafés kunnen ze bijzonder hinderlijk zijn en kroegbazen en de tapwacht noemen ze dan ook biervliegjes.
Er zijn heel veel mutanten van het fruitvliegje bekend, met witte ogen, met gereduceerde vleugels (vestigial), bar, noem maar op. In mijn eerste jaar hadden we een practicum genetica, waar we de diverse mutanten moest kruisen. Daartoe deed je één mannetje en één vrouwtje in een klein melkflesje zoals die vroeger gebruikt werden op de lagere school voor schoolmelk. Die flesjes waren inmiddels in onbruik, dus we moesten er erg zuinig op zijn. Als voedingsbodem werd bananenpulp gebruikt. Als je een beetje pech had, had je twee weken later enkele honderden vliegjes. Die moesten we vervolgens scheiden op de gekruiste mutanten en daarna tellen. Hoeveel van mutant één, hoeveel van mutant twee. Een keer had een vriend van me niet hygiënisch genoeg gewerkt en kreeg een schimmelinfectie in zijn kweek. Vraag maar wat vliegen van je buurman, zei de practicumleider. Dat scheelde aanzienlijk in het telwerk. Het bracht hem op een lumineus idee. Hij drukte het beschimmelde flesje achterover en deed af en toe wat schimmel bij een volgende kweek. Niet iedere keer, want dat zou opvallen! Er waren meer studenten die een bloedhekel hadden aan dat telwerk, waaronder een meisje. Die piepte er tussen de middag tussenuit en zei tegen ons, zeg maar dat ik ongesteld ben. Hé, zei een vrouwelijke practicumleidster, dat zei ze twee weken geleden ook al!
Jaren geleden schreef ik met een vriend columns over de natuur in Leiden. Ik durf rustig te zeggen dat wij pioniers waren op het gebied van de ‘stadsnatuur’. Veel stukjes gingen over wat we nu ‘stoepplantjes’ noemen. We schreven die stukjes in Café De Keizer in Leiden. De vele fruitvliegjes vielen ons natuurlijk op. Vooral omdat op de bar alle mutanten rondliepen. Ik liet dat aan de kroegbaas, Wil, zien en zei dat onze volgende column over de fruitvliegjes zich in zijn kroeg afspeelde. Hij werd knalrood en brulde: “als jullie dat maar uit je hoofd laten”. Klanten associeerden de vele vliegjes ten onrechte met onhygiënische omstandigheden. Een andere kroegbaas sloot de kranen bij sluiting ‘s avonds af met condooms, om de vliegenoverlast in de vuile leidingen te beperken. Wat ons opviel, waren uiteraard de vele mutanten op de tap. Zoals ik al eerder zei, een van een van die mutanten heet bar! We zaten te brainstormen en ik kwam op het idee om te schrijven dat die mutanten mee waren gelift met het haar van de practicumleider Athos. Insiders van biologie wisten daardoor meteen welke kroeg het betrof en moesten ook erg lachen om het grapje. Athos is namelijk zo kaal als een biljartbal!
Overigens woonde tegenover De Keizer een vrouw die bij de minste of geringste aankondiging van een evenement naar de politie stapte om het te laten verbieden. Ze kreeg natuurlijk altijd nul op het rekwest. De vergunning was natuurlijk al verleend. Op een gegeven moment kreeg ik een brief van haar met complimenten over onze krantenstukjes. Hoe ze aan mijn adres kwam is me nog steeds een raadsel. Ik moest er erg om lachen. Mevrouw Bosch-Gans (zo heette ze, bijnaam in de buurt was: ‘Bosch streepje Gans!’), u moest eens weten dat de door u bewonderde stukjes tot stand komen en het zo door u gehate Café. Na haar dood heeft ze zelf voor overlast gezorgd. Bloedhete zomer en ze lag opgebaard in een kamer op de eerste verdieping van haar huis, waar de zon vol op stond. Er was zilverkleurige folie nodig om de warmte buiten te houden, ze begon enigszins te meuren! Niemand in de buurt was er rouwig om dat we verlost waren van die querulant. En dan te bedenken dat ze op een prachtige woonboot buiten de stad woonde. Waarom ze naar de drukke binnenstad verhuisde was ons een raadsel!
Maar terug naar de fruitvliegjes. Ze zijn heel belangrijk als voer voor jonge terrarium dieren als bidsprinkhanen en baby salamanders en -reptielen. Vooral omdat ze zo gemakkelijk te kweken zijn. En voor de laboratoriumproeven: je hebt er geen vergunning voor nodig. Er zal er niemand van wakker liggen als je minieme vliegjes doodt voor onderzoek. Als je op internet naar fruitvliegjes zoekt krijg je allemaal tips hoe je ze moet bestrijden. Helaas voor de mensen die dat willen: het is onmogelijk!