Ik ben in 1967 begonnen met mijn waarnemingen te noteren. In mijn boekenkast staat een hele rij klappers met een gigantische schat aan meer dan 60 jaar waarnemingen. Ik wil ook dat die klappers als de tijd daarvoor rijp is bewaard blijven, bijvoorbeeld in Naturalis. Ik wil niet doemdenken, maar de test die ik vandaag moest ondergaan in verband met mogelijke prostaatkanker heeft me wel aan het denken gezet. Er zijn in de loop der jaren een paar verenigingen, onder andere Floron en de Mycologische Vereniging die me al gevraagd hebben mijn waarnemingen te digitaliseren. Tot op heden heb ik helaas geen gek vrijwilliger gevonden die 60 jaar aan klappers onder handen wil nemen. Heel begrijpelijk! Zou u dat doen? Ik niet, als je mijn handschrift kent!!!
Ik schreef en schrijf alles op wat ik aan waarnemingen leuk vond en vind. Daar is in de loop der jaren wel het een en ander in veranderd. Maar één ding niet. Van bepaalde bloemen schrijf ik op wanneer ik de eerste bloei zie. Dat geeft een hoop leuke feiten te zien, sommige waarvan je die niet zou verwachten.

Mijn grote voorbeeld In het noteren van waarnemingen is Jac. P. Thijsse. Welke gek heeft er nog, op mij na, na hem meer dan 60 jaar aan gegevens genoteerd. Mijn museumvriend en -collega Jeroen Goud zei me eens: ‘Jij ben de laatste Jac. P. Thijsse van onze generatie. Een groter compliment heb ik nog nooit gehad. Maar dat terzijde. Ik kwam op het idee voor dit verhaal door de blauwe druifjes die ik gisteren op Facebook heb geplaatst. Al sinds mijn kindertijd is het blauwe druifje één van mijn lievelingsvoorjaarsplanten. Het leuke van de foto’s die ik op Facebook geplaatst heb, is dat de blauwe druifjes hier niet door mij geplant zijn. Deze zijn helemaal spontaan opgekomen. Verspreid door vogels? Ik weet het niet. Maar ik zou ze nooit zelf geplant hebben. Er zijn twee soorten blauwe druifjes. Een met korte rechte bladeren en één met lange slappe bladeren. Dit is de langbladige, terwijl ik de voorkeur geef aan de kortbladige.
In 1965 was ik hopeloos verliefd op een beeldschoon Indonesisch meisje in de buurt. Ze kwam uit Padang op Sumatra. Ze is op 16 april jarig en ik heb haar toen via een van haar broertjes een platenbon als cadeau gegeven. Heel vreemde associatie, maar er bloeiden toen overal in de bloembakken van de gemeente in onze buurt blauwe druifjes. Zo zijn blauwe druifjes voor mij voor eeuwig verbonden met dat meisje en 16 april. Nu nog ook, maar het is 2 maart 2024 als ik dit schrijf. Ze heeft overigens Ticket to ride van de Beatles gekocht van de platenbon! Ik onthoud altijd dit niet ter zake doende details!


Een andere plant die graag volg is speenkruid. Ik ging in het vroege voorjaar met mijn kleine zusje samen op de fiets in Wassenaar het eerste speenkruid zoeken. Het eerste speenkruid zoeken doe ik nog steeds, maar dat is niet leuk meer. In mijn kindertijd was dat vaak eind maart. Maar toen ik daar later mee door ging in Leiden, in de Hortus, verscheen het steeds eerder, een duidelijk signaal over de klimaatverandering. Maar sinds het eerst speenkruid de laatste jaren zich meldt in eind december, heb de soort uit de lijst van mijn monitoringsoorten geschrapt.
Wat er in de loop der jaren ingeslopen is in mijn monitoringsoorten is geen plant, maar een vogel, om precies te zijn de grote bonte specht. Ik geniet met volle teugen als ik hem voor het eerst hoor hameren in het jaar. In mijn middelbareschooltijd fietste ik op zaterdagmiddag na de lunch (wij hadden nog school op zaterdagochtend) naar Meijendel. Met een grote zak parkietenvoer onder mijn snelbinders, gegapt van mijn moeder. Onderweg hoorde ik dan de eerste grote bonte specht. Het klinkt misschien gek, maar dat gaf me altijd een gelukkig gevoel. In Meijendel strooide ik het parkietenvoer op de voederplank die tegenover de Boerderij (de horeca) stond. Vervolgens met mijn verrekijker zittend op een paaltje kijken naar de vogels die er op afkwamen. Altijd een groot succes: vink, koolmees, pimpelmees, glanskopmees, matkopmees (herkenbaar aan de kleur van de poten, anders niet) et cetera et cetera… En mijn grote bonte specht. Eén keer zelfs een rode kardinaal, maar die zal wel uit dierenpark Wassenaar ontsnapt zijn geweest.



Terug naar de planten. In het begin vielen de viooltjes er ook onder. Totdat ik er achter kwam, door de viooltjes die bij mij in de straat groeien dat viooltjes het jaar door bloeien. Helaas wil de gemeente ze hier niet. De gemeente wil überhaupt geen stoepplantjes. Men huurt nog steeds de firma De Heer in om met draadmaaiers, stoomspuiten en, als je even er niet op let, Round-up te gebruiken om een eind te maken aan de stoepplantjes. In opdracht van de wethouder van milieu, Ashly, die het sowieso niet heeft op wilde planten!


Genoeg geklaagd. Nu weer een paar leuke zaken! Een paar soorten die zich nergens van aantrekken zijn de helmbloemen. De vingerhelmbloem en de holwortel Hun eerste bloeitijd in de schooltuin in Den Haag was in 1967 op 16 maart. Anno nu is dat eerste verschijnen hooguit een week naar voren verschoven, maar niet weken of maanden. Dat is toch weer een leuk feit van het noteren van mijn waarnemingen in mijn natuurdagboeken! Ook de plek waar dat was blijft leuk. In mijn middelbareschooltijd in de schooltuin van het Sint-Aloysiuscollege en de Scheveningse bosjes, nu in de Hortus. Ik ben benieuwd of mijn schoolgenoot die nu actief is op Radio en TV-West wist hoe bijzonder dat stukje schooltuin was. Sjaak Bral! Beschermer van het Haagse Cultuurgoed. (Haagsche Harry!)


