De komende tijd wat verhalen over mijn favoriete eten. Ik weet er al een paar! Ik begin met mijn lievelingsmaal voor mijn verjaardag: stamppot boerenkool. Of zoals mijn wijlen vriend Bill de Boo uit Roosendaal zou zeggen: Stoemp! Mooi woord, maar dat terzijde.
Boerenkool is een populaire en veelzijdige winterharde groente, waar je van alles mee kan. Zelfs rauw in een salade. Ik beperk me tot de stamppot. In Amerika kende men de stamppot niet, daar eet men de kale rauw in een salade. Mijn zwager Harry uit Amerika was dol op de stamppot, die hij bij ons heeft leren kennen. Mijn vader noemde het spottend voor hem farmers cabbage. Nu een schoolvoorbeeld van Dunglish! Ook flower cabbage hadden we, maar dat is iets voor een ander verhaal!

Wij aten boerenkool thuis in de winter, als de vorst er overheen was geweest. Dat moest volgens mijn moeder en mijn oudste zus! Grappig genoeg, het is waar! Geen volksgeloof wat ik als kind dacht. In boerenkool zit opvallend veel zetmeel. Door de vorst verandert een deel van het zetmeel in suikers, glucose en fructose, waardoor de boerenkool zoeter en dus smakelijker wordt. Er zijn veel boerenkoolrassen maar er zijn twee commercieel belangrijke. Een lage met korte stengels en bladeren in een rozet bovenop met veel kleine suiker bevattende uitlopers. Die komen niet in de groentewinkel. Ze worden machinaal geoogst en gaan voornamelijk naar Iglo voor de diepvries. Als u denkt, nee hoor ik heb diepvriesboerenkool van Jumbo (ik noem maar wat) komt ie toch van Iglo! Het tweede hoofdras heeft hoge struikvormige planten met uiteen staande bladeren, die veel zon vangen. En met de hand geoogst worden. Die koop je al dan niet gesneden vers bij de groentewinkel of bij de supermarkt tegenwoordig! En die eten we in de stamppot.

Zoals al eerder gezegd, met onze verjaardag mochten we kiezen wat we zouden eten. Ik weet nog dat vriendje Jopie (indo) Bami Rames koos, wat ik eerst als Nijmeegs jochie niet lustte, het was iets totaal nieuws voor een jongen van 5 jaar! Ernst had er altijd gefrituurde krieltjes bij (de rest weet ik niet meer, ik was dol op die krieltjes) en ik koos altijd (21 november) boerenkool met worst. Is nog steeds een van mijn lievelingsgerechten. Heel belangrijk is de keuze van de juiste aardappel. De aardappel moet bloemig koken. Als kind herinner ik me dat mijn moeder grote eigenheimers gebruikte. Werden geschrapt door de groenteboer, en mijn zusje Tressa en ik moesten ze dan pitten! Ik ga aardappelen van Picnic gebruiken, er staat alleen bij dat ze bloemig koken, geen naam van het ras. Van ‘Jongens van de Klei’. Een duurzaam bedrijf, dat langzaam maar zeker een keten wordt! Gebruikte rassen zijn Bildstar, Eigenheimer, Irene, Doré en Frieslander. Voor stamppotten, voor frites hebben ze andere, vastkokende. De aardappelen zijn klein, hebben een dunne schil en zijn brandschoon. Hoef ze gelukkig dus niet te schillen. De bijbehorende rookworst was van Unox, niks mis mee, Vooral warm uit het pak. Er wordt nog wel eens geringschattend over gedaan. Die van de Hema was op zich ook heel lekker, maar wat groot, die van Unox (twee stuks per keer stamppot thuis!) was door mijn moeder gemakkelijk te verdelen over de kinderschaar! En uiteraard met (veel) mosterd. Wat er zeker niet bij mocht ontbreken was de verse jus. Een bijproduct van het vlees braden op zaterdag. Lekker vet! Interesseerde me als kind niet. Wel in een kuiltje, dat hoort erbij! En versgemalen peper, Peper thuis uit een potje, een pepermolen hadden we nog niet.

De aardappelen moeten bloemig zijn, maar niet tot moes gekookt. Dus even koken en nagaren van het vuur af! Dan kan je goed stampen. Ik doe dat met een ouderwetse stamper! Van Blokker. Er bleef natuurlijk altijd meer dan genoeg over om de volgende dag op te bakken. Ik mocht er dan graag een bruin korstje onder zien! Dat was geen probleem. Want meestal bakte ik de restjes op!

Als kind had ik een schooltuintje met mijn lagere school. Dat schooltuintje was op Scheveningen, vlak bij de haven. Er staat nu een enorme torenflat, het Lindoduin. Ik herinner me nog de radijsjes en de sla die altijd doorschoot. En de boerenkool. Ik bracht een keer vol trots mijn zelfgekweekte boerenkool mee naar huis. Die bleek onder de luis te zitten. Als mijn moeder de struiken uitschudde boven een lege teil, hoorde je de luizen massaal op het zink vallen. Daar verdween mijn boerenkool in de vuilnisbak! Tranen met tuiten heb ik gehuild! Als troost maakte mijn moeder de volgende dag stamppot boerenkool met Iglo boerenkool. Ik heb er wat van gegeten, maar niet met smaak!