Het is alweer een tijdje geleden dat er een verhaal van mijn hand verscheen. Diverse omstandigheden hebben ertoe geleid dat ik even geen inspiratie had – geen writers block overigens.
Zeg nu zelf. Een leuke column schrijven terwijl je met een (voor jouw gevoel) opgezwollen mond zit waaruit zojuist 4 of 5 (ik ben de tel kwijt) kiezen getrokken zijn, is geen pretje. Dat ook zijn weerslag hebben op de leesbaarheid. Maar met een lekker kaasplankje erbij, moet het wel lukken. Zo rolde dit verhaal als vanzelf uit de pen (nou ja, toetsenbord).

Hoe komt het eigenlijk dat ik mijn gebit zo verwaarloosd had? Het antwoord bleek eenvoudig, mijn hele generatie heeft er last van. Angst voor de tandarts. Veroorzaakt door een gebitsbeul die in de jaren 50 en 60 schoolgaande kinderen kwam kwellen: de schooltandarts. Toen ik bij de kaakchirurg kwam om kennis te maken en te bespreken wat er moest gebeuren, vertelde ik hem dat ik een panische angst had voor de tandarts, veroorzaakt door de schooltandarts. Die trok kiezen en tanden zonder verdoving en boorde zonder verdoving. Wat ik toen niet wist, weet ik pas sinds ik informatie bijeenzocht voor dit verhaal. De schooltandarts werd betaald voor het aantal kinderen dat hij behandelde. Op verdoving wachten kostte tijd dus inkomen. Goh, wat deed dat boren pijn! “U moet eens weten hoeveel van mijn patiënten met deze zelfde ervaring komen”, zei de kaakchirurg. De schooltandarts heeft meer kapot gemaakt dan u lief is! Bij mij kwam er ook nog bij dat ik tijdens het wachten tegen de juf die op ons paste zei: Juf ik moet een rood kleurpotlood voor de kleurplaat. De juf ontplofte en heeft me de huid vol gescholden omdat ik in mijn angst ‘moet’ zei in plaats van het beleefd te vragen. Dat was exit tandarts. Vanaf dat moment doodsangsten, zowel voor de tandarts als voor de wachtkamer. Waar ik nu de tol voor betaal. Opvallend is dat ik info over de schooltandarts op internet vond onder ‘verdwenen’ beroepen!
Mijn slechte gebit heeft me er nooit van weerhouden om alles te eten waar ik trek in had. Op de een of andere manier lukte het me om op alles te kauwen en zelfs zoute pinda’s gaan er goed in. Ook al bleef er wel eens een pinda in een holle kies steken. Gelukkig is Wob solidair met me. Toen ik hem pas had – het is een halve zwerver geweest – zei de dierenarts: als eerste zijn gebit eruit. En harde brokjes dan?, vroeg ik de dierenarts. Maakt u zich geen zorgen zei ze. Katten zonder gebit eten met gemak harde brokjes.

Naast de schooltandarts was er ook de schoolarts. In veel gevallen moest je daar naar toe, maar bij ons kwam die om de paar jaar op school. Ze (het was meestal een vrouw) kwam je gezondheid checken en je gehoor en zicht nakijken. Kleuren zien werd getest met platen met gekleurde stippen waarin een cijfer verborgen zat. Dichtbij en ver zien met een kaart met een pijl. Je moest om en om een oog bedekken en aanwijzen waar de pijl naar toe wees. Zo is ontdekt dat ik een bril moest hebben. In de klas had ik daar nog niet veel van gemerkt, want door mijn lengte zat ik op de voorste bank. Dicht genoeg bij het bord om dat te kunnen lezen. In de zesde klas kreeg je een uitgebreid onderzoek in de praktijk van de arts. Je moeder moest mee om te begeleiden. Die bleef wachten in de kleedkamer waar je je tot je onderbroek moest uitkleden. Niks aan de hand, totdat ik na het onderzoek in mijn onderbroek de gang moest oversteken naar de kleedkamer. Op dat moment liep net een van de meisjes van de klas langs op weg naar haar kleedkamer. Ik kreeg uiteraard een knalrode kleur. Mijn angst dat de hele klas het zou horen was ongegrond, ze was zo discreet om het niet te gaan rondbazuinen Ik weet nog precies hoe ze er uitzag en hoe ze heette. Overigens staat ‘schoolarts’ nog niet bij de verdwenen beroepen. Wel las ik veel verhalen van mensen voor wie de schoolarts net zo traumatisch was als de schooltandarts. Ikzelf herken me gelukkig niet in die verhalen.

Behalve de schooltandarts en schoolarts hadden wij op de lagere school ook schoolzwemmen. Zwemles via de school werd midden jaren vijftig ingevoerd (althans bij ons in Den Haag). Ikzelf had een panische angst voor water, hoe die is ontstaan weet ik niet. Maar mijn schoolzwemmen heeft zich beperkt tot het pierenbadje. De basisvaardigheden heb ik wel geleerd, weliswaar met een grote zwemband om me heen. In ieder geval kan ik me redden als ik in het water gegooid wordt, wat jolige studenten eens gedaan hebben. Aan het schoolzwemmen hebben we overigens de naam te denken van een van de vormen zwemsport. Voor de hand liggend: de schoolslag. In 1985 werd het schoolzwemmen landelijk afgeschaft. Met als gevolg dat tegenwoordig veel mensen niet kunnen zwemmen en er veel zwembaden, waaronder het bad op Scheveningen waar ik les had, moesten sluiten. De laatste tijd gaan er stemmen op om in ons waterrijke land het schoolzwemmen weer verplicht te stellen, in mijn ogen terecht. De Tweede Kamer heeft er al een paar keer een voorstel voor ingediend. Niks daarvan zei de regering enkele dagen geleden nog: veel te duur en tijdrovend.
Veel nieuwe medelanders komen uit landen waar zwemmen niet vanzelfsprekend is of waar er weinig water is. In de regel kunnen ze niet zwemmen, met alle gevolgen van dien. Dit jaar zijn er al 14 mensen verdronken, waarvan de helft Polen. Polen kent geen zwemtraditie en de meeste Polen kennen zodoende de gevaren die wij leren niet, zoals plotselinge grote temperatuurverschillen als je naar dieper water duikt (de verraderlijke spronglaag), geen vaste grond meer onder je voeten voelen en last but not least, het troebele water. Het kabinet ziet wel het belang in van het propaganda maken om nieuwkomers, en niet alleen nieuwkomers, zwemmen te leren. De overheid moet dan wel het grote tekort aan zweminstructeurs invullen en zwembaden up-to-date maken of (her)openen.