Saint-Quentin, in het departement Aisne in het noorden van Frankrijk, werd grotendeels vernield tijdens de Eerste Wereldoorlog. Maar ze verrees als een feniks uit haar as met uitbundige Art Deco huizen. Hun ‘Joie de vivre’ bleef. In 1996 creëerden ze als eerste Europese stad een zomerstrand midden de stad.
Klik hier voor de fotoreportage van Miet Waes, toerisme Sant-Quentin, foto plage Luc Covée.
Un été en Saint-Quentin
De inwoners van Saint Quentin keken verwonderd toe, toen in 1996 camions fijn wit zand leeg kieperden op de Marktplaats voor het stadhuis. Later arriveerden de strandstoelen, de parasols en de plons- en zwembaden. De bewoners – vooral diegenen die het geld of de mogelijkheden niet hadden om op vakantie te gaan – werden uitgenodigd om ‘Un été en Saint-Quentin’ te beleven. Het idee om een strand in de stad te creëren, breidde het jaar nadien uit naar Parijs en andere Franse en Europese steden, maar het idee kwam van bewoners van Saint-Quentin. Drie jaar geleden verhuisde het strand van de Marktplaats naar het Etang d’Isle, een prachtig natuurreservaat aan de oevers van de Somme waar een strand van 4000m² werd aangelegd. Er staan eveneens ligstoelen, parasols en tuinmeubelen en redders garanderen de veiligheid van de zwemmers. Vervelen is er niet bij want dagelijks zijn er activiteiten en optredens. Het marktplein is nu ingericht als een activiteitenpark en deze zomer staat alles in het teken van sport en de Olympische Spelen.
Saint-Quentin gaf een eigen interpretatie aan de Art Deco
Saint-Quentin is vooral bekend om zijn Art Deco architectuur. Er worden speciale rondleidingen georganiseerd en er is een mooie brochure te verkrijgen op de toeristische dienst om zelf op ontdekking te gaan. Die bekendheid heeft ze te danken aan de beroemde architecten Louis Guindez en André Parrin, die meehielpen aan de wederopbouw van de zwaar vernielde stad na de Eerste Wereldoorlog. Ze ontwierpen een unieke lokale variant van Art Deco. Onze gids Fréderique die ons meeneemt langs de mooiste Art decohuizen legt uit: “Typisch voor die huizen zijn de geometrische vormen, symmetrische gevels en de meer klassieke traditionele stijl als reactie op de wanorde van de Art Nouveau. Nieuw was ook het gebruik van moderne materialen zoals beton, glas en staal.” Wat ons vooral opvalt zijn de keramische tegels en mozaïeken, die vaak flora- en faunamotieven afbeelden, maar ook decoratieve ornamenten zoals bas-reliëfs, sierlijke ijzeren balkonhekken en erkerramen. “Dit had alles te maken met de joie de vivre na de barre oorlogsjaren” verklaart Frédérique. “Het kon niet gek genoeg zijn, men sprak dan ook van ‘Les Années Folles’ , de vrouwen knipten hun lange haren af, gooiden hun korset in de vuilbak en droegen kortere jurken”.
Als verrassing laat Frédérique ons het neusje van de zalm zien op gebied van Art Deco: de buffetzaal van het Hôtel de La Gare, normaal gesloten voor het publiek en alleen te bezoeken met een gids of op bepaalde dagen. Ooit was het een gerenommeerd restaurant met boven een hotel voor de happy few, die met de trein reisden. Niet de Eerste Wereldoorlog, maar een hevige brand in 1922 vernielde het gebouw. Indrukwekkend zijn de mozaïeken, maar ook de andere decoratieve elementen zoals het houtwerk en de lichtarmatuur. Buitengekomen worden we getroffen door een indrukwekkend oorlogsmonument, een aandenken aan de slachtoffers van de eerste Wereldoorlog, maar ook van de oorlog uit 1557 en 1870. “Vroeger was dit hier een moerasgebied”, vertelt Frédérique ons, “maar nu stroomt de Somme onder de grond en is het een groene oase met veel recreatiemogelijkheden”.
Het gotische stadhuis gered van de vernielingen, de basiliek helaas niet
Het mooie gotische stadhuis met zijn merkwaardige beelden (173) die de voorgevel sieren, ontsnapte bij wonder aan de vernielingen van de oorlog. De raadzaal werd na de oorlog vernieuwd en is nu met zijn houten lambrisering en mooie lampenkapjes een mooi staaltje van Art Deco.
De gotische basiliek daarentegen kreeg het wel zwaar te verduren. Zij was zo zwaar beschadigd dat men oorspronkelijk van plan was haar op te blazen. Sommige pijlers waren al uitgehold om er explosieven in te plaatsen. Die holtes zijn nog steeds zichtbaar. Gelukkig bedacht men zich, zo dat het unieke labyrint bewaard bleef. In het midden van het schip, zie je ook twee mooie Art Deco glasramen.
Een ommetje waard, alleen al voor de werken van Maurice-Quintin de La Tour (17024-1788), één van de beroemdste inwoners van de stad, is het Musée des Beaux-Arts. Uitsluitend met pastelkrijt tekende La Tour zeer gedetailleerde en levendige expressieve portretten. Ook de kleding werd feilloos weergegeven. In musea over de hele wereld, waaronder het Louvre in Parijs, vind je zijn pareltjes van pastelkunst Hij was de officiële portrettist van Lodewijk XV en portretteerde bijna iedereen uit de 18e eeuw die naam en faam had. Geniaal is hoe hij het stof van de talk van de pruiken op de schouders van belangrijke figuren weergaf. Het is niet geweten of hij dat met een knipoog deed of niet. Het museum heeft ook nog andere kunst en tijdelijke tentoonstellingen en je kan er leren met pastellen werken.
Een reis naar het verleden
Zin in een reisje naar het verleden? Heimwee naar je kinderjaren of de verhalen van je oma en opa?
Of ben je een bikker of motorliefhebbers? Dan moet je zeker een bezoek plannen naar Le Village des Métiers d’Antan & Musée Motobécane. Het is een dubbelmuseum in een buitenwijk van Saint-Quentin, ongeveer 25 minuten stappen vanuit het centrum. We hadden een stoffig folkloremuseum verwacht, maar als met een teletijdmachine worden we in een levensgroot dorp uit het verleden gedropt. We wandelen langs de kruidenier, de schoenmaker, de hoedenmaker, het schoolklasje, de speelgoedwinkel. Er is zelfs een dorpscafé, die ‘s middags bemand is door vrijwilligers. En je veilig lazarus drinken zoals sommige arbeiders deden wanneer ze hun weekloon hadden ontvangen, kan je ook. Je moet je broeksriem dan wel vastmaken aan een van de haken aan de toog voor het geval je begint te zwijmelen.
Het ander deel van het museum Motobécane is een walhalla voor motor-liefhebbers. Het bedrijf, opgericht in 1923, heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van motorfietsen en bromfietsen in Europa. Hier vind je een uitgebreide collectie van Motobécane-modellen, van de vroege jaren van het bedrijf tot de meest recente productie. Zo krijg je een inzicht in de evolutie van de techniek en het ontwerp van motorfietsen door de jaren heen. Je vindt er iconische modellen zoals de Mobylette, een van de meest populaire bromfietsen ooit geproduceerd, maar ook unieke stukken waarvoor al hallucinante bedragen (cash) werden geboden. Maar Motobécane laat zich niet omkopen en dat siert hen.
De Touage, een kunstwerk op het kanaal van Saint-Quentin
Ook het bezoek aan de Touage in Riqueval is een aangename verrassing, mede door de enthousiaste en deskundige uitleg van George, een gepassioneerde gids. Hij maakt ons wegwijs in een weinig bekend, maar technologisch fascinerend aspect van de Franse industriële geschiedenis. Hij start met het verhaal van het kanaal van Saint-Quentin, dat in opdracht van Napoleon werd gegraven. Door de rivieren Oise, Somme en Schelde te verbinden, kon men voortaan van Noord-Frankrijk en België naar Parijs varen. Maar daarvoor moest men niet alleen 35 sluizen passeren, maar ook onder twee tunnels varen. Le Tunnel Souterrain de Riqueval is niet alleen 6 km lang, maar ook een architectonisch huzarenstukje. Onder de tunnel doorvaren, werd en wordt nog steeds gedaan met een kettingsleepboot, een toueur, die zich voort trekt via een ketting op de bodem. In het begin gebeurde dat met mankracht. Een 7 à 8-tal mannen deden er 12 tot 14 uur over om de boot door de tunnel te slepen. Later werden paarden ingeschakeld. Zeven tot acht paarden duwden dan via een rotonde molen op de sleper de boot vooruit. Nadien gebruikte men een sleper met stoomkracht, de toueur a vapeur met het gevolg dat er heel wat slachtoffers vielen door rookvergiftiging. Vanaf 1906 schakelde men over op elektriciteit. Om uit te leggen hoe dat werkt, neemt George ons mee naar de, tot museum omgebouwde, elektrische toueur uit 1910, die voor het museum is opgesteld. Het is een ingewikkeld verhaal duidelijk uitgelegd, maar ingenieurs en elektriciens zullen ongetwijfeld meer van de finesses begrijpen. De door elektriciteit voortgedreven toueur kan tot 30 boten trekken en de doortocht duurt ongeveer drie uur. Nadien bekijken we nog het filmpje in het gebouw ernaast dat ook dienst doet als dienst voor toerisme van de streek.
Maar ook voor kinderen en voor wie er niks van snapt is, het een leuk museum met tijdelijke tentoonstellingen en allerlei spelen zoals ‘De rivierwereld ontdekken met Touy, de mascottegids van het Touage Museum’. Samen met George wandelen we tot aan het kanaal van waar we de tunnel kunnen zien. En we hebben geluk. Er komt juist een Toueur aangevaren, die een plezierbootje door de tunnel trekt.
Bloedig oorlogsverleden
Waar je ook rijdt door Aisne overal word je geconfronteerd met het bloedig oorlogsverleden. In Riqueval ontdekten we een wegwijzer naar de Pont de Riqueval dat ons intrigeerde. Het is een vervallen brugje over het Saint-Quentin, kanaal, dat vooral bekend is van een iconische foto waarop Brigadier Campbell duizenden soldaten toesprak drie dagen na de inname in september 1918. We stoppen ook even in Bony, een van de vijf Amerikaanse begraafplaatsen met slachtoffers van Wereldoorlog I zowel Amerikaanse gesneuvelden uit de Somme regio als uit het gebied van de Hindenburglinie waar Bony deel van uitmaakte. Merkwaardig genoeg zijn hier ook enkele vrouwen begraven. Het valt ons telkens op hoe goed onderhouden die Amerikaanse kerkhoven zijn. Ze staan vol symbolen niet allen in de kapel. Zo is de laan naar de begraafplaats omzoomd met Franse lindebomen, maar in het park er voor staan indrukwekkende exemplaren van Amerikaanse inheemse bomen. De vlaggenstok in het midden, de hoogste van alle Amerikaanse kerkhoven in de streek, is omringd door grote bronzen Wereldoolog I helmen.
Praktische informatie
https://www.destination-saintquentin.fr/
Logeren
Hotel Le Picardy in Saint-Quent
Het hotel ligt kort bij het treinstation, het stadscentrum
en de belangrijkste bezienswaardigheden van de stad.
Eten en drinken
Le Huit, Pace du VIII octobre
Ligt op enkele minuten stappen van hotel Le Picardy
Le Riqueval
Een typisch adresje gekend bij de routiers.
Het ziet er oubollig uit van buiten, maar je eet er lekker en spotgoedkoop
